vocabulaire néerlandais

Page 84.

Maintenir, garder -> Behouden [behield - behouden]
Plaire, enchanter -> Bevallen [beviel - Bevallen]
L'époux -> de echtgenoot
L'épouse -> de echtgenote
Régulièrement -> Geregeld
Compenser, Réparer -> Goedmaken
Accorder, Concéder -> Gunnen
Remettre, Accepter une réduction de-> Inleveren
De préférence -> Liefst
Mal tourner, Prendre une mauvaise tournure -> Mislopen [liep mis - misgelopen]
Négocier -> Onderhandelen
Construire -> Opbouwen
Renoncer à, Abandonner -> Opgeven [gaf op - opgeven]
Défendre sa propre personne, Faire valoir ses droits -> Voor jezelf opkomen [kwam op - opgekomen]
Tenir compte de -> Rekening houden met [hield - gehouden]
En échange de -> In ruil voor
L'espace -> De ruimte
Etre évoqué, Revenir sur le tapis -> Ter sprake komen
Contradictoire -> Tegenstrijdig
L'échange -> Uitwisseling
Essentiel, Réel -> Wezenlijk
Peser le pour et le contre -> Wikken en wegen
Contre mon gré -> Tegen mijn zin

Page 86.

Mettre car sur, Se diriger vers -> Aansturen op
Attrayant -> Aantrekkelijk
La sonnette d’alarme -> Alarmbel
Concerné -> Betrokken
Cela ne marche pas -> Het wil niet boteren
La décennie -> Het decennium
Etre alcoolique -> Aan de drank zijn
Le divorce -> Echtscheiding
Efficace -> Efficiënt
Enclin -> Geneigd
Le cas -> Het geval
Bafouiller, S’accrocher à -> Haperen
Elevé -> Hoog
Le ménage -> Het huishouden
Le mariage -> Het huwelijk
Le revenu -> Het inkomen
La lectrice -> De lezeres
L’indépendance -> Onafhankelijkheid
Le soutien -> De ondersteuning
Qui n’est pas fidèle -> Ontrouw
Insuffisant -> Onvoldoeinde
Démonter, Désassembler -> Zijn huweliik opbreken [brak op – opgebroken]
Remarquable -> Opmerkelijk
La raison, le motif -> De reden
Se séparer -> Scheiden [scheidde – gescheiden]
La valeur ajouter -> Toegevoegde waarde
Le sommet -> De top
Tirer -> Trekken [trok – getrokken]
Faire étalage de -> Uitpakken met
Choisir, prendre au hasard, épingler -> Uitpikken
Mettre la main à la pâte, Retrousser ses manches -> Een vinger uitsteken in [stak uit – uitgestoken]
Fixe, Immobile, Persistant -> Vast
L’attente -> De verwachting
Surtout -> Vooral